U heeft het vast wel eens meegemaakt: tijdens uw omzwervingen door Griekenland wilde u in dat kleine Byzantijnse kerkje de bijzondere iconen bekijken die in uw reisgidsje worden beschreven. Maar wat een pech: de deur blijkt op slot, jammer. Dat dit geen overbodige maatregel is blijkt wel uit het feit dat uitgerekend op Kerstavond 2009 het dievengilde toesloeg in het dorpje Koukouli (Zagoria, Epriros) en ongezien vijftig iconen met een miljoenenwaarde wist te ontvreemden. Zeven ervan werden in 2011 bij een kunstgalerie in Amsterdam in beslag genomen nadat Griekse autoriteiten hadden ontdekt dat ze op een internetsite te koop werden aangeboden. In deze column wetenswaardigheden over een belangrijke icoon uit de Griekse cultuur: de icoon zelf.
Icoon: betekenissen:
religieus:
Een icoon (van het Koinè Griekse: εἰκόνα "tekening", "icoon"; en het Oudgrieks: εἰκών "beeld", "afbeelding") van het Griekse eikoon - beeld) is een afbeelding van Christus, de Moeder Gods, heiligen of hoogfeesten. (Wikipedia)
computer:
Een klein plaatje op een webpagina dat meestal een koppeling bevat. (encyclo.nl)
persoon:
Persoon die, voorwerp dat een bepaalde periode, partij, club enz. als het ware belichaamt (Van Dale)
De kunstenaar die het schilderen van een icoon serieus neemt, doet dat niet in een "verloren uurtje" op een regenachtige zondagmiddag. Er gaat een periode van vasten en bidden aan vooraf om hemelse bijstand te vragen om zijn hand te begeleiden bij het vervaardigen van de afbeelding. Dat is dan ook meteen de reden waarom iconen vaak niet gesigneerd zijn: het is immers niet de hand van de kunstenaar die de afbeelding maakte, deze hand was slecht het werktuig van God. Een vrije interpretatie van de afbeelding is ook niet toegestaan. Materialen, kleuren, houdingen, gebaren en attributen van de afgebeeldene zijn voorgeschreven en de kunstenaar dient zich hieraan te houden zodat de icoon niet in strijd is met de voorschriften van de Grieks Orthodoxe kerk. Het woord iconen - schrijver wordt gebruikt omdat de afbeelding een getuigenis is van een op schrift gestelde religie.
Het ontstaan van de icoon: Egypte: de el Fayoum oase:
Over het ontstaan van de icoon – schilderkunst zijn kunsthistorici het niet eens. Hoogstwaarschijnlijk is deze terug te voeren op de beschilderde houten panelen welke zijn aangetroffen op mummies in de el Fayoum oase in Egypte. Deze oase is gelegen nabij de westelijke oever van de Nijl, ten zuidwesten van Caïro en is vandaag de dag 1.827 km2 groot. De Oase is voor de watertoevoer niet afhankelijke van bronnen. Oorspronkelijk werd het meer gevuld met vloedwater uit de Nijl. Het Bahr Yussef kanaal dat daardoor ontstond werd in 2300 voor Chr. verbreed en uitgediept. Het door de Nijl aangevoerde slib leverde niet alleen vruchtbare landbouwgrond, het kanaal zorgde er tevens voor dat er voldoende water in het meer bleef zonder afhankelijk van de jaarlijkse overstromingen te zijn. Pas sinds de bouw van de Aswan dam kan de waterstand in de Nijl op een constant peil worden gehouden. Het meer is inmiddels een zoutwater meer waarin Tilapia voor lokaal gebruik wordt gekweekt en de in de oase worden voornamelijk graan en katoen verbouwd.
Het Christendom doet al vroeg zijn intrede in Egypte. De evangelist Marcus zou in het jaar 451 de Koptische kerk, waarvan hijzelf de eerste bisschop werd, hebben gesticht. In de periode ca. 100 tot 300, tijdens de zogenaamde Koptische periode in Egypte (ca. derde tot negende eeuw), was het met name in de el Fayoum oase goed gebruik om overledenen te balsemen en in lappen te wikkelen waarna een op een houten paneel geschilderd portret tussen de windsels werd gestoken. Deze panelen werden beschilderd met de zogenaamde encaustiek techniek waarbij gebruik wordt gemaakt van gloeiend hete, gepigmenteerde bijenwas. Het woestijnklimaat heeft de portretten nagenoeg ongeschonden de tand des tijds laten doorstaan. Er zijn ongeveer 1000 portretten bekend waarvan een deel zich in het Louvre in Parijs bevindt. Het is trouwens zeer de vraag of het portret wel enige gelijkenis heeft vertoond met de overledene. Uit onderzoek is gebleken dat de makers van deze portretten "standaard " ogen, neuzen, kapsels en sieraden toepasten, waaruit de nabestaande blijkbaar konden kiezen. Wanneer en waarom deze portretschilderkunst een religieuze schilderkunst werd is overigens niet bekend.
Voor meer informatie over de el Fayoum oase: en.wikipedia.org/wiki/Faiyum_Oasis
Voor meer informatie over de Fayoum potretten:en.wikipedia.org/wiki/Fayum_mummy_portraits
Het Katharinaklooster, Sinaï, Egypte:
Midden in de Sinaï woestijn, op de Bijbelse plek van het Brandende Braambos, waarvan tot op de dag van vandaag een stekje te zien is, liet de Byzantijnse keizerin Helena, de moeder van keizer Constantijn I de Grote in het jaar 337 een kapel oprichten. Het klooster dat daaruit ontstond (Μονὴ τῆς Ἁγίας Αἰκατερίνης) ligt aan voet van de 2.642 meter hoge Sinaïberg waar volgens de Bijbel Mozes de Tien Geboden van God heeft ontvangen. Het klooster is vernoemd naar de heilige Katharina: zij werd wegens haar geloofsovertuiging op gruwelijke wijze vermoord. Volgens de overlevering hebben engelen haar stoffelijk overschot naar de berg Sinaï gebracht waar monniken haar overblijfselen in ca. 800 vonden. Het volledig ommuurde klooster werd tussen 548 en 565 in opdracht van keizer Justianus I gebouwd. Het is het oudste nog functionerende klooster ter wereld en staat sinds 2002 op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Het klooster ressorteert onder het Grieks – Orthodoxe Patriarchaat van Jerusalem en wordt bewoond door Griekse monniken.
Het klooster beschikt over een kostbare bibliotheek waarvan sommige manuscripten dateren uit de vierde eeuw, zoals het Codex Syriaticus. Dit uit 358 bladzijden bestaande manuscript vormt een belangrijke bron voor de interpretatie van het Nieuwe Testament. Tot de kostbaarheden van het klooster behoren ook iconen uit de zesde en zevende eeuw, waarvan enkele geschilderd zijn met de encaustiek techniek en niet met het later voorgeschreven tempera. Enkele doen erg denken aan de portretten welke werden aangetroffen op de mummies in de el Fayoum oase. Op de afbeelding hiernaast ziet u Christos Pantocrator, begin zesde eeuw geschilderd volgens de encaustiek techniek. Het is de oudste icoon van Christus. Vormt dit klooster de schakel tussen wereldlijke en religieuze schilderkunst?
Voor meer informatie over het Katharinaklooster: www.sinaimonastery.com/
In de eerder genoemde Codex Syriaticus wordt melding gemaakt van de eerste, geschilderde “icoon” van Christus: Koning Abgar van Edessa (tegenwoordig gelegen in Turkije) verzocht Christus hem te genezen van een bepaalde aandoening. In een latere versie van deze overlevering verandert de geschilderde versie van de icoon in een afbeelding op doek nadat Christus zijn natte gezicht hiermee had gedroogd. Dit doek zou in de tiende eeuw naar Constantinopel zijn overgebracht waar het tijdens de plunderingen door de kruisridders van de Vierde Kruistocht in 1204 verloren zou zijn gegaan.
Als in 313 keizer Constantijn I de Grote zich tot het Christendom bekeert hangt de meerderheid van zijn onderdanen de oude religies nog aan waarbij gebruik wordt gemaakt van afbeeldingen en het branden van kaarsen. Om de overgang naar het Christendom geleidelijk aan te laten verlopen ontstond de behoefte om elementen van de verering uit andere religies over ten nemen, waaronder het genoemde branden van kaarsen en afbeeldingen te vervangen door afbeeldingen van Christus. Tot die tijd was het maken van afbeeldingen van Christus door de kerk verboden omdat dit strijdig was met de Tien Geboden en dus met de Christelijke leer:
Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. (vertaling: Statenbijbel)
Tijdens het door keizer Constantijn I de Grote bijeengeroepen concilie van Nicae in 325 werd de leer voor de nog prille religie vastgesteld, en werd tevens vastgelegd dat de keizer het recht had om maatregelen te treffen om de religie te beschermen
.
Bij het concilie van Constantinopel in 381 wordt de Drieëenheid van Vader, Zoon én Heilige Geest vastgesteld,. Deze en de op het concilie van Efese in 431 vaststelling dat Maria als “Moeder van God”mag worden beschouwd (Theotokos) heeft niet alleen grote invloed op de Christelijke leer, maar ook op de icoon – schilderkunst.
Iconoclasme: de eerste Iconoclatische periode (730 – 787):
Met lede ogen ziet de Byzantijnse keizer Leo III (675 – 741) het oprukken van de Islam aan. Hij staat onder druk van zowel Joden als Islamieten die het vereren van afbeeldingen van Christus als heidens zien, een feit waar hij zich kennelijk wel in kon vinden. Hij besluit dan ook om gebruik te maken van zijn recht om in te grijpen en laat de icoon boven de paleispoort in Constantinopel verwijderen en vernietigen hetgeen de eerste Iconoclastische periode (730 tot 787) tot gevolg heeft en waarbij vrijwel alle iconen zijn vernietigd. In 730 vaardigde keizer Leo III een edict uit waarin iconenverering werd verboden. Bij het concilie van Constantinopel en Hieria in 754 werd dit besluit kerkelijk bevestigd. Iconen – vereerders werden als ketters beschouwd en konden vervolgd worden. Niet allen iconen werden vernietigd, ook fresco 's en mozaïeken in kerken, klosters en kapellen werden vernietigd of overgeschilderd
Johannes van Damascenus:
Een belangrijk voorvechter van de iconenverering was de monnik en theoloog Johannes van Damascenus (676 – 749). Zijn argument ten voordele van de icoonverering was dat een icoon bedoeld was om iets wat verborgen was te openbaren en daarmee navolging te generen. Wie de afbeeldingen verwerpt, verwerpt dien ten gevolge ook de schepping. Als Johannes Damascenus valselijk van hoogverraad wordt beschuldigd, laat keizer Leo III zijn rechterhand afhakken zodat hij nooit meer zou kunnen schrijven. De vrome monnik bid echter tot de Heilige Maagd en op 4 december 726 gebeurt een wonder: de hand groeit weer aan. Dit wonder inspireerde vele iconen – schilders: Aanvankelijk werd Moeder Gods afgebeeld met twee handen waarbij een uit zilver vervaardigde rechterhand aan de icoon werd bevestigd. Later zal zij worden afgebeeld met drie handen: de Tricheroesa icoon. Johannes van Damascenus is de beschermheilige van de icoon – schilders en wordt vereerd door vrouwen met een kinderwens. Waarschijnlijk is hierdoor het gebruik ontstaan om metalen afbeeldingen van lichaamsdelen als ogen en handen aan iconen te bevestigen in de hoop op, of als dankbaarheid voor genezing ervan.
Het einde van de eerste Iconoclastische periode komt als de Byzantijnse keizer Leo IV (750 – 780) komt te overlijden en zijn zoon Constantijn te jong is om de troon te bestijgen. Keizerin – weduwe Irene, zelf een icoon – vereerster, roept in 787 het concilie van Nicae bijeen waarop alle besluiten van het concilie van Constantinopel en Hieria werden herroepen. Er werd een compromis bedacht: iconen mochten niet aanbeden worden, echter wel vereerd.
Iconoclasme: de tweede Iconoclatische periode (815 – 843):
De rust is echter van korte duur: Keizer Leo V (775? – 820) was kennelijk geen begenadigd strateeg. Enkele nederlagen die hij tijdens zijn veldtochten leed schreef hij toe aan de toorn van God. Deze zou ontstemd zijn over het feit dat het vervaardigen en vereren van iconen weer werd toegestaan. Een nieuwe wet werd uitgevaardigd om een einde te maken aan deze ketterse praktijken. Keizer Leo V zal later, voor het hoogaltaar in de Aghia Sophia in Constantinopel, door een van zijn generaals worden vermoord. Deze Michael I kroont zichzelf tot de nieuwe keizer van Byzantium. Na diens overlijden, en het sterven van diens zoon Theophilos (813? – 843) is kleinzoon Michael nog te jong om de troon te bestijgen. Zijn moeder, keizerin Theodora treedt op als regentes. Evenals Irene is zij vurig voorstander van iconen – verering en net als haar voorgangster staat zij het vervaardigen en de verering ervan weer toe. Dit heugelijke feit wordt herdacht op de eerste zondag van het vasten. Deze dag wordt "Triomf van de Orthodoxie" genoemd.
Iconen: de materialen en tot standkoming:
Als ondergrond van een icoon dient een zogenaamde “icoonplank”. Deze mag geen hars en noesten bevatten, bovendien te worden geprepareerd tegen kromtrekken. Om kromtrekken te voorkomen wordt onder andere aan de achterkant een waslaag aangebracht. De houtkeuzen is natuurlijk afhankelijk van wat voor handen is, maar lindehout is bijzonder geschikt. De icoonplank kan een centimeter of vijf worden uitgediept zodat er een soort lijst ontstaat.
De schildering wordt niet direct op het kale hout aangebracht zoals men wel zou denken. Eerst wordt er een linnen of katoenen doek aangebracht welke wordt voorzien van een plamuurlaag. Deze wordt na droging gepolijst zodat er een egale ondergrond ontstaat. De icoonplank is nu klaar om te worden beschilderd.
De iconen – schrijver brengt eerst een voortekening aan. Hiervan staat in grote lijnen de afbeelding vast en heeft de maker slechts een kleine mate van vrijheid om iets eigens aan de afbeelding toe te voegen. Vervolgens wordt het bladgoud aangebracht. Pas daarna kan de afbeelding worden geschilderd met ei – tempera: het eigeel wordt met natuurlijke pigmenten tot een verfstof verwerkt. Overigens dienen alle gebruikte materialen een natuurlijke oorsprong te hebben. Zo ook de beschermlaag die, nadat de icoon wordt benoemd (de mysterieuze letters die u op de icoon aantreft) wordt aangebracht. Het geniet de voorkeur dat een icoon door een priester wordt gewijd omdat het vervaardigen ervan wordt gezien als een religieuze handeling.
Iconen: de betekenis van de toegepaste kleuren:
purper: de kleur van het goddelijke, keizerlijke
blauw: de kleur van het menselijke, zuiverheid, hemel en vroomheid
oker: de kleur waarmee de huid van de heilige wordt geschilderd
groen: de kleur van jeugd, vruchtbaarheid en geborgenheid
wit: de kleur van het goddelijke licht
goud: de goddelijke kleur van God zelf
bruin: de kleur van de aarde
zwart: de kleur van de hel, dood, het slechte
rood: de kleur van liefde, menselijke, bloed en wederopstanding
De iconostasis:
In tegenstelling tot de katholieke en gereformeerde kerken heeft de orthodoxe gelovige geen zicht op wat zich op het altaar voltrekt. De iconostasis scheidt het middenschip van de kerk waar de gelovigen zich bevinden van het altaar. Dit kan zijn in de vorm van een wand, maar ook in de vorm van aan elkaar bevestigde, vouwbare icoonpanelen (kamerscherm)
Strikt genomen is een iconostasis een standaard waarop een icoon wordt geplaatst. In Griekenland geeft men daarom de voorkeur aan het woord templon (τέμπλον ) wat tempel betekent. De oudst bekende vermelding van een templon betreft een beschrijving uit het jaar 563 van de Aghia Sopia in Istanbul (Constantinopel). Waarschijnlijk ligt de oorsprong van de templon veel verder terug in de tijd. Zo werden er op de Tempelberg in Jeruzalem vele fragmenten van een marmeren templon gevonden. Ook in heidense tempels uit de klassieke oudheid komen templons voor. Een Templon bakent de altaarruimte af van het middenschip en komt ook wel voor in de vorm van een ballustrade. Patriarch Nicephorus I (758? – 828) van Constantinopel beschrijft dat aan de templon iconen werden gehangen.
Ergens tussen de elfde en veertiende eeuw werd het goed gebruik om de ruimtes tussen de pilaren van de templon te vullen met iconen ter vervanging van de gordijnen die tot die tijd gebruikelijk waren. Midden dertiende eeuw verschijnen de eerste gebeeldhouwde houten templons. Het eerste plafond hoge templon dateert uit 1405 . Het werd vervaardigd door Theophanos de Griek ( 1340? – 1410?) en is te vinden in de Kathedraal van de Annunciatie in het Kremlin in Moskou.
Voor meer informatie over templon: en.wikipedia./Templon
Ook de iconostasis kent voorschriften voor wat betreft de indeling, al kan daar van worden afgeweken bijvoorbeeld door ruimtegebrek. De nu volgende beschrijving is typisch voor een parochiekerk: In het midden van de iconostasis bevinden zich de koninklijke deuren (op de tekening rechts aangeduid met 5) waarop soms de vier evangelisten staan afgebeeld. Deze deuren zijn voorbehouden aan de bisschop. Aan de linkerzijde van de deuren hangt de icoon van de Heilige Maagd met Jesus (Theotokos). Deze herinnert de gelovige een het begin en einde der tijden en onze redding. (1) Aan de rechterzijde hangt de icoon van Christos Pantocrator: eveneens ter herinnering aan de dag des oordeels en de verantwoording die de gelovige zal moeten afleggen. (2) De icoon van Johannes de Doper (3), de icoon van de beschermheilige van de kerk (4). Op de noord deur (6) kan een icoon zijn aangebracht van een aartsengel, meestal Michael. Aangezien het altaar wordt beschouwd als de hemel, en de noord deur als de uitgang ervan, bewaakt de aartsengel Michael de hemel. De zuid deur (7) is de toegangsdeur naar het altaar. Hierop kan een icoon van de andere aartsengel, Gabriël zijn aangebracht. De boodschapper van de Heilige Maagd herinnert de gelovige aan de goddelijke incarnatie (incarnatie: letterlijk: vleeswording: God komt in de menselijke gedaante van Jezus Christus op aarde.) De deur symboliseert aldus de toegang tot het hemelse rijk. Op beide deuren kunnen echter ook iconen zijn aangebracht van heiligen die dicht bij de parochie staan, ook op positie 8. Het Laatste Avondmaal wordt meestal aangebracht boven de koninklijke deuren. (9). Op een eventuele tweede rij iconen staan de twaalf feesten van het Orthodoxe kerkelijke jaar afgebeeld. Overige rijen met iconen zijn afbeeldingen van heiligen, apostelen, profeten en patriarchen.
Bronvermelding en voor meer informatie: orthodoxwiki.org
De Kretenzische School:
In de Venetiaanse periode op Kreta (1204 – 1669), destijds Candia genoemd, was er vanuit Europa een enorme vraag naar iconen. Door de uitgebreide handelsbetrekkingen van Venetië werd het eiland al gauw marktleider. Tot het eind van de vijftiende eeuw onderscheidde de Kretenzische iconen zich echter nog nauwelijks van andere Byzantijnse iconen terwijl de kwaliteit minder was dan de kwaliteit van iconen ateliers in Constantinopel. Tegen het einde van de vijftiende eeuw hebben de Kretenzische iconen – schrijvers een geheel eigen, zich onderscheidende stijl ontwikkeld. Deze stijl kenmerkt zich in scherpe belijning, heldere kleuren, vormgeving van kleding, ranke gestalten, blozende wangen, de kleur van de huid en evenwichtige compositie. Een van de bekendste icoon – schilders uit deze periode is Andreas Ritzos ( 1421 – 1492). Het is bekend dat in deze periode toonaangevende icoon – schilders uit Constantinopel zich in Candia vestigden om zich deze stijl eigen te maken. Als in 1453 Constatinopel valt wordt Candia het nieuwe centrum van de Byzantijnse kunst. Iconen worden op bestelling geschilderd voor bijvoorbeeld de kloosters van Mount Athos. De Kretenzische School heeft dan ook een enorme invloed op de ontwikkelingen in de Byzantijnse kunst. Er bestaat een document uit 1499 waarin twee handelaren een bestelling plaatsen van maar liefst 700 iconen van de Heilige Maagd. Drie icoon – schrijvers hebben deze massaproductie waarbij zeer waarschijnlijk niet bijzonder op de kwaliteit werd gelet, volgens contract in vijfenveertig dagen geproduceerd. Icoon – schilders welke dergelijke bulk opdrachten uitvoerden werden laatdunkend “Madonneri” genoemd.
In de periode 1453 – 1526 verenigen de icoon – schilders zich in het gilde Schuola di San Luca. Het samensmelten van oosterse en westerse tradities en de kruisbestuiving tussen de Orthodoxe en Katholieke rites resulteerden in de Kretenzische Renaissance: een bloeitijd voor met name literatuur en schilderkunst op het eiland. In deze periode werden iconen in twee stijlen geschilderd: maniera Greca: volgens de Byzantijnse traditie en maniera Latina: met westerse invloeden. Er bestaan echter ook iconen waarop beide stijlen worden toegepast. Kretenzische icoon – schrijvers genoten grote faam in Europa en zij ontwikkelden regelmatig nieuwe motieven en pasten hun werk aan de trends van hun tijd aan. De bekendste icoon – schrijver uit deze periode is ongetwijfeld Domenikos Theotokopoulos “El Greco” (1541 – 1614). Theophanis Strelitza, beter bekend als “de Kretenzer” is de bekendste fresco – schilder uit deze periode, hoewel hij ook iconen schreef. Zijn fresco 's bevinden zich onder andere in kloosters op Mount Athos, waaronder het hiernaast afgebeelde Laatste Avondmaal in het klooster Stavronikita. Tijdens de tweede helft van de zestiende eeuw emigreren veel icoon – schrijvers waaronder El Greco naar Italië om aldaar hun geluk te beproeven.
Voor meer informatie over de Kretenzische School: en.wikipediai/Cretan_School
Voor meer informatie over El Greco: el-greco-vierhonderjarige-sterfdag-van-griekse-kunstenaar-een-beknopte-biografie
Voor meer informatie over Mount Athos: mount-athos-schier-ontoegankelijk
De Kersticoon:
Op de afbeelding hiernaast ziet u een uitgebreide Kersticoon. Voor de opbouw ervan leest u eerst:
'Een rund herkent zijn meester,een ezel kent zijn voederbak maar Israël mist elk inzicht,mijn volk leeft in onwetendheid.”
(Jesaja 1:3)
Hoewel de os noch de ezel in het evangelie genoemd worden, worden deze door kerkvader Origenes (185? – 254?) al gauw op grond van bovengenoemde profetie ten tonele gevoerd: we kennen allemaal het gegeven dat hun adem kindeke Jezus tegen de koude winternacht verwarmde. Pas in de zesde eeuw ontstaat de Kersticoon zoals hiernaast staat afgebeeld: herders en wijzen werden toegevoegd aan het tafereel. Twee voor ons uitzonderlijke scènes worden op de traditionele Kersticoon afgebeeld: rechtsonder wordt Jezus gewassen door twee door Jozef in der haast gehaalde vroedvrouwen: Zelomi en Samomé. Linksonder op de icoon is de scène minder goed te duiden: we zien een peinzende Jozef die aangesproken wordt door een op zijn zachts gezegd merkwaardige figuur: sommigen zijn ervan overtuigd: hier spreekt de duivel tot Jozef om de twijfel van jozef ten aanzien van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria aan te wakkeren. Anderen zijn van mening dat het de profeet Jesaja dan wel Elia betreft die Jozef aan de goddelijke profetieën. Hoe dan ook: op de icoon het kersttafereel zoals wij dat kennen: os, ezel, herders en wijzen. Op een kleinigheidje na: de Heilige Maagd ligt nog op haar kraambed en zit niet naast de kribbe en Jezus ligt niet in een kribbe, maar in een stenen sarcofaag ter herinnering aan Zijn lijden en overlijden.
Het aureool:
De gouden, goddelijke stralenkrans waarmee goddelijke en heilige figuren worden aangeduid stamt uit Chinese en Indiase
tradities: als aanduiding van het heilige doet deze toevoeging aan de afbeelding van een Christelijke heilige zich sinds de vijfde eeuw zijn intrede al werden ook in de klassieke oudheid de hoofden van Apollo en Helios voorzien van een aureool.
Voor meer informatie over de geschiedenis van iconen: en.wikipedia.org/wiki/Icon
Voor meer informatie over Iconoclasme: nl.wikipedia.org/wiki/Iconoclasme
Deze column kan in de toekomst worden aangevuld met nadere informatie.
Op deze column rust copyright: Niets uit deze website mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, in enigerlei vorm of wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier. Dit is alleen mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.