Neos Voutsas zegt u waarschijnlijk niets. “Bijna thuis in Rafina”, misschien al iets meer. “Bij Nea Makri, richting Marathonas”, is dan weer wat te ver. Met die aanduidingen vindt u wel mijn tweede thuis op de kaart van de oostelijke kust van Attica. Vanuit een raam in mijn ivoren toren kun je de archipel zien. Voor Evia is geen kaart nodig en bij helder weer herken je omtrekken uit de Cycladen. Evenmin moet je hier een ferry of boot nemen: er zijn genoeg haventjes in de buurt om een eiland te proeven. Drie “ingangswegen” herinneren aan de enclave die vluchtelingen uit Voutsas bij Smyrna, het huidige Izmir in Turkije, hier in de jaren vijftig hebben aangelegd.
Een icoon van de onthoofde Johannes De Doper, die ze bij hun vlucht in de jaren twintig meebrachten, hangt in de Johanneskerk centraal in de vallei beneden. “Waar je gevallen bent, blijf je”, steel ik van Cees Nooteboom die het zelf van de Hongaarse dichter János Pilinszky heeft: “Alleen maar deze ene plek. Maar die heb je helemaal van jezelf gemaakt.”(1) Volstaan die verzen om te verklaren hoe ik in Neos Voutsas terecht ben gekomen? Natuurlijk niet. Van de Griekse dichter K.P. Kavafis wist ik al dat bij elke poging om elders een thuis te maken, je herkomst je volgt: “geen schip is er, geen reis, geen enkele weg voor jou naar elders, hoop dat niet.” (2) En toch...
Ooit ben ik in Limburg vertrokken voor een job bij de VRT-radio in Brussel en daarna de wijde wereld in: Tanzania, Saoedi-Arabië, Jordanië, Canada, de Verenigde Arabische Emiraten, Griekenland en Denemarken, in die volgorde. Een andere dan mijn eigen thuis heb ik nergens gevonden. De woorden van Kavafis mogen letterlijk genomen worden: voor de Federale Overheidsdienst van Buitenlandse Zaken heb ik in die zeven landen België als consul gediend en vertegenwoordigd. Tijdens die eerste passage in Griekenland, van 2011 tot 2015, heb ik wel een glimp van een tweede thuis opgevangen. Voor de Grieken waren dat bijzonder moeilijke jaren: van crisis naar crisis en daarna alle denkbare crises op een hoopje.
Hoe geprivilegieerd was ik om na drukke dagen op kantoor over de Attiki Odos naar een ruim huis tussen de olijfbomen en wijngaarden, ergens tussen Pallini en Pikermi te vluchten. Waar het beeld nu plots vandaan komt, weet ik niet, maar soms moest ik mezelf wijsmaken de rook uit de schouw niet te herkennen. En toch heb ik me toen aan die grond in Oost-Attica gehecht. Om de Grieken een hart onder de riem te steken, organiseerde de Ambassade van België in die crisisjaren concerten over het hele land. Onderweg ben ik dan ergens mijn hart kwijtgespeeld. Ik heb nog even gezocht maar het niet meer gevonden. Na een laatste opdracht in Denemarken ben ik in 2020 op pensioen gegaan en meteen teruggekomen om verder te zoeken. Ondertussen, ook als vertegenwoordiger van Vlamingen in de Wereld in Griekenland (en bestuurder van de stichting centraal), kom ik hier wel meer zoekende Nederlanders en Belgen tegen, of die er zo gretig leven dat ze dat van hun wel heel gauw zullen kwijtspelen. “Maar”, om Kavafis nog een laatste keer te citeren: “overhaast de reis in geen geval. ’t Is beter dat die vele jaren duurt en je pas als oude man bij het eiland afmeert, rijk door wat je onderweg verwierf, zonder verwachting dat Ithaka (lees: Griekenland, (TD)) je rijkdom schenken zal.” (3)
"Na een dik decennium in Griekenland en ruim drie jaar in Neos Voutsas, hoef ik mij alvast niet meer te haasten."
(1) Cees Nooteboom: “Waar je gevallen bent, blijf je. (Privé-Domein, Arbeiderspers, A’dam, 1983)
(2) K.P. Kavafis. Verzamelde Gedichten, in de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf. (2
Prometheus, A’dam, 2018: De Stad, p. 17
(3) Kavafis: Ithaka, p. 25.
Voor de biografie van Konstantinos Kavafis: konstantinos-kavafis-zijn-weg-naar-ithaka-een-beknopte-biografie